Johan van Laarhoven

Hans Geleijnse in de wachtkamer

Door Hans Geleijnse

Ik ben in de ‘gespreksruimte’ van de ziekenboeg van Klong Prem Central Prison in Bangkok. Een enorm complex der staatswrake, wie hier binnentreedt laat alle hoop varen. Twintigduizend stuks in cellen. Mannen, jongeren, vrouwen. Tussen Johan van Laarhoven en mij een betraliede wand van isolerend gewapend glas met kippegaaseffect. Als ik plaatsneem op het bankje voor het hekwerk en door een klein loket naar Johan kijk ik, toch visueel al niet begaafd, tegen het bovenlijf van Johan. De zitposities zijn afgestemd op Thaise  maatjes. Ook dat nog, flitst het door me heen, als ik opsta en door het traliewerk kijk. Johan moet blijven zitten en omhoog blikken. Hij neemt een witte telefoon in de hand en gebaart me naar het loketje, waar het voor bezoek bestemde exemplaar is bevestigd.

Ik schrik van wat ik voor me zie. De flauwe glimlach om zijn lippen doet niets af aan de doffe blik in zijn ogen. Deze Johan is lichtjaren verwijderd van de zakenman Van Laarhoven die vermogend werd door exploitatie van cannabishandel in het knusse Brabant. Die ken ik van foto’s. Deze gevangene is echter ook een schaduw van de Johan die ik zo’n zes maanden geleden met zijn Thaise Tukta ontmoette in de districtsrechtbank van Pattaya. Ook toen, bij onze eerste kennismaking was hij vermagerd. Maar ondanks de ketenen om handen en enkels maakte hij een zeer krachtige indruk. Een ‘tough cookie’ dacht ik, toen ik hem bezig zag en hoorde in dat piepkleine bijna gemoedelijke zaaltje. Die krijgen ze niet snel klein.

Iedere dag een onprettige verrassing

Tref ik hier, in de Prem, Johan op een slecht moment? Hij straalt wanhoop uit. Krabt zich voortdurend de armen en benen. Nee, geen zenuwtic, Het is hier niet echt hygiënisch, zegt hij. Belangrijker, dat leven staat in het teken van wrok over aangedaan onrecht. Iedere dag een beetje meer, gevoed door telkens nieuwe tegenslagen die hij toeschrijft aan de lieden die zich niet behoorlijk voor hem willen inzetten. Ter ambassade vooral, want bij elk verzoek of afspraak gaat er volgens hem iets mis. Kun je van een menselijk wezen in zijn omstandigheden, gedetineerd op een plaats waar hij noch vrouw ooit hadden mogen belanden, genuanceerde oordelen verwachten, laat staan eisen? Natuurlijk niet.

Filemon Wesselink

De dag voor mijn bezoek had hij gerekend op twee uur gesprek met Filemon Wesselink, presentator en programmamaker bij BNN. Voor Johan uiterst belangrijk vanwege de publiciteit die Wesselink in Nederland genereert. Op het laatste moment wordt de afspraak omgezet in een standaardbezoek als het mijne, exact 25 minuten en geen seconde meer. Of neem de inburgeringscursus die hij voor Tukta bij de ambassade heeft aangevraagd. Evenals een visum dat stante pede geregeld kan worden. Je weet immers maar nooit op welk moment Thailand vaarwel kan worden gezegd. Afgewezen. ‘Maar via een Nederlander die zijn vrouw ook in de gevangenis heeft hoorde ik dat zo’n verzoek om een cursus wel was ingewilligd’. Er flikkert even woede in zijn ogen als hij me herinnert aan een via zijn advocaat gemaakte afspraak dat de Nederlandse ambassadeur de legaliteit van het onnavolgbare gedoogbeleid aan bevoegde Thaise gesprekspartners uiteen zou zetten. Van dit netwerken op hoog niveau is geen spaan terechtgekomen. Alweer een afspraak geschonden, verzucht hij.

Ontsporen

Even een moment van ongemakkelijke stilte. Dan: ‘Het ergste gevoel van machteloosheid dat ik heb wordt veroorzaakt door zorg voor mijn kinderen. De oudste jongen van veertien dreigt te ontsporen, presteert niet meer op school, rijdt illegaal op een brommer en heeft al een ongeluk gehad. En de kleine meid wil bij haar ouders zijn.’ Hij valt weer even stil. Misschien brengt het aangetekende hoger beroep straks goed nieuws, opper ik. Heb je al iets van Thaise zijde gehoord over wanneer dat gaat dienen? Hij zucht weer. ‘Ach, dat is niet meer dan een papieren procedure, geen zitting of zo. Geen idee of dat uiteindelijk wat gaat opleveren.’

Johan van Laarhoven

Frans, Johan en Tukta van Laarhoven

Gangbangers

Dan vraag ik hem welke manier hij heeft gevonden om te overleven, hoe dat dagelijkse leven eruitziet. Weer dat flauwe glimlachje. ‘Vroeg Filemon gisteren ook al’, zegt hij. Ja, voor ons buitenstaanders is het nou eenmaal niet voorstelbaar wat in die cellen gebeurt, denk ik, maar zeg niets. Dan vertelt hij tussen ‘van top tot teen getatoeëerde gangbangers’ te zitten. Zware Thaise criminelen. Met wat buitenlanders. 49 in totaal samengeperst in een cel van 50 vierkante meter. ‘Ik bemoei me met niemand en zij gelukkig ook niet met mij. Je overal afzijdig van houden, dat is overleven,’ vertelt hij. Als wrang voorbeeld van het tegenovergestelde vertelt hij over een 66-jarige Deense celgenoot, betrapt met een kleine hoeveelheid heroïne. 25 jaar gekregen. ‘Hij maakt lawaai, snurkt. Ze pissen als hij niet kijkt in zijn drinkwater of gieten zijn mond vol als hij slaapt en snurkt.’

Legale levering

In de ziekenboeg huist hij met tien man in een cel van 3,5 bij 3,5. Een hele luxe, maar ik laat een wrange grap achterwege. Het moet een wereld van verschil maken, 1.02 m2 p.p  of 1.22. Maar elk cynisme is hier ongeplaatst, zeker tegenover een man die zijn hoop heeft gevestigd op een formatie die D66 tot regeringspartij bevordert. ‘Die (hij bedoelt vooral D66 Kamerlid Vera Bergkamp) hebben zich voor mij ingezet en ervoor gezorgd dat er nu kans is op legale levering van het kruid aan de achterdeur van de coffeeshop,’ zegt Johan. Hoe wrang. De pionier in de gevangenis en het beleid dat hem daar bracht mogelijk naar de vuilnisbelt van de parlementaire geschiedenis verwezen.

Amerikaanse film

Omdat ik had gezien dat je bij een loket geld voor de gevangene kon achter laten (waarmee dan beter voedsel kan worden gekocht) zeg ik hem dat te zullen doen. Hij lacht. Nee, hoor, niet nodig, ik red me wel, bezweert hij. Dan plotseling stilte. De 25 minuten zijn om. Geen waarschuwingstoontje of een stem die zegt: 18,35 seconden de tijd om afscheid te nemen. Johan staat op, hij moet weg. Kijkt me hulpeloos aan. Ik weet niet beters te doen dan mijn hand ten afscheid tegen de glaswand te drukken. Het lijkt verdomme wel een draak van een Amerikaanse film.

Buiten, in de straat die om het complex voert, is het een ‘gezellige’ drukte. Overal kraampjes, want er moet worden verdiend. In één verkopen ze door gevangenen gemaakte huishoudelijke artikelen. Ik zie ze niet. Het enige waar ik aan denk is wat verwacht mag worden van een staat die op zo’n manier met menselijk leven, crimineel getint of niet, omgaat. Ik vrees tot ziens Johan. In gekooid BKK.

Overgenomen van de site www.thailandtref.com

De redactie van Trefpunt Thailand heeft zich op basis van het beschikbare feitenmateriaal en nieuwsgaring in tal van verhalen gesteld achter de protesten tegen de behandeling van Johan en Tukta door de Nederlandse autoriteiten. Deze persoonlijke impressie van het bezoek aan Johan laat de voorgeschiedenis en actuele gebeurtenissen daarom ongenoemd.